Het is geweten dat Jacky Ickx door de jaren heen in zowat elke discipline van de autosport heeft geracet en meestal met het nodige succes. De meest opvallende prestaties behaalde hij in Le Mans, de F1 en de Dakar rally. Zijn deelnames aan toerwagenraces en Can-Am zijn sommige al vergeten, maar wat compleet van de radar verdwenen is, is zijn korte avontuur in de koningsklasse van de Amerikaanse motorsport: de NASCAR en dan niet de Europese versie, maar de real stuff…
Foto’s: © Smile Media en Ford Motor Company en tekst: Stijn Paspont
Eind 1968 koos Ickx ervoor om zijn F1-carrière bij Brabham verder te zetten. Deze auto, net zoals vele andere in de F1, had een Ford-Cosworth DFV V8 onder de motorkap. Deze link met Ford, en Ickx’ palmares dat alleen maar groeide, was voldoende voor de Amerikanen om onze landgenoot te overtuigen om aan de belangrijkste race in de Verenigde Staten deel te nemen: de NASCAR Daytona 500.
De wagen waar Ickx mee zou gaan rijden, was exact hetzelfde chassis als dat in 1968 met Cale Yarborough achter het stuur, de Daytona 500 wist te winnen. Het ging om een Mercury Cyclone. Mercury was een soort luxemerk van Ford. Het merk dichtte de kloof tussen het alledaagse Ford en het ‘echte’ luxemerk Lincoln. Uiteraard had Mercury diverse Ford-onderdelen aan boord.
Dat betekende dat de NASCAR Mercury Cyclone een Ford BOSS 427 V8 motor onder de motorkap had liggen. Een 7-liter die zonder problemen 600 pk leverde. De Cyclone van Ickx was eigendom van de legendarische Junior Johnson, de Toto Wolff van de NASCAR. Ickx belandde zowaar in de beste auto van het beste team.
Maar één keer
Echter ovalracen is een kunst op zich. De vijf meter lange, 1,8 ton zware Mercury Cyclone had meer van een slagschip weg, dan van een wendbare sportauto’s uit Europa. Ickx had ook nog nooit voet gezet op een oval en moest dus zo snel mogelijk zo veel mogelijk ervaring opdoen. De eerste test was amper twee dagen voor de kwalificatierace, dus veel tijd was er niet. Ickx overlegde intensief met teambaas Junior Johnson en Leeroy Yarbrough, die ook voor Johnson reed, om zo veel mogelijk informatie te vergaren en kennis op te doen.
Zijn eerste testsessie was meteen ook zijn laatste. Na gestaag het tempo op te drijven, verloor Ickx de controle over de Cyclone en crashte. Ickx was ongedeerd, maar de auto was niet meer te redden. Ickx wijdde de crash aan het vrij “trage” stuurgedrag. In een Formule 1 wagen moet je maar een paar graden draaien aan het kleine stuur om van richting te veranderen. In een NASCAR-wagen is dat het helemaal anders. Er was een reserve-auto, maar ging naar Yarbrough, die zijn auto ook in de prak had gereden.
Ickx hield niet van de Amerikaanse circuits en dat was ook de reden waarom hij nooit aan de beroemde Indy 500 deelnam. Hij vond het niet erg dat Yarbrough de voorkeur kreeg. Het bleek uiteindelijk de juiste keuze te zijn, want Yarbrough won drie dagen later de 1969 Daytona 500. Ickx keerde terug naar huis terug en wat volgde was een schitterende carrière, nog steeds ongeëvenaard in ons land.