De inhaalrace van het weekend, vanaf de staart van de startgrid en een Arden Motorsport team dat absolute top was. Dat zijn de positieve punten om mee te nemen uit een eerste, eerder zwart weekend voor onze jonge landgenoot. Leve de revanche, in minder dan twee weken op Imola.
Het ene jaar is het andere niet voor Ugo de Wilde op Monza. Terwijl hij in april 2019 iedereen onder de indruk achterliet door als amper zestienjarige de allereerste wedstrijd van het kampioenschap te winnen, is het vijftien maanden later in allerlaatste positie dat hij het 50ste seizoen van de Eurocup Formula Renault aanving.
“Voor de allereerste keer in mijn jonge carrière moest ik als allerlaatste vertrekken”, vertelt hij, nadat hij niet één gechronometreerde ronde kon afleggen in de kwalificatietrainingen op vrijdagochtend. “Na twee opwarmrondes en een installatieronde, net op het moment dat ik me wilde lanceren voor mijn eerste snelle ronde, sloeg de motor af op het einde van de rechte lijn. Het was onmogelijk om hem terug aan de praat te krijgen. Ik werd het slachtoffer van een elektrisch probleem, gerelateerd aan de startmotor. De ingenieur van Oreca, het bedrijf dat de motoren verzorgt, vertelde ons dat het nog maar de tweede keer was sinds het bestaan van deze eenzitters dat zo’n probleem werd vastgesteld.”
Dat was dan ook de reden dat de Brusselaar een indrukwekkende inhaalrace diende te maken, waarbij hij uiteindelijk tien plaatsen goedmaakte om te eindigen op de achtste plaats toen de finishvlag viel.
“Ik nam een goede start en won al drie posities in de eerste ronde. Daarna waren er enkele incidenten die ik kon ontwijken, twee safety cars en twee mooie inhaalmanoeuvres. Op het einde van de race wilde ik het lot niet tarten door me te mengen in de strijd van de vier rijders voor mij. Vooral ook omdat ik Pter Ptacek en Victor Martins in het oog hield in mijn spiegels. Uiteindelijk is dit type van wedstrijden amusanter dan wanneer je alleen aan de leiding rijdt. De tijd verstreek dan ook enorm snel.”
Ugo had zijn eerste vier punten op zak en hoopte dan ook om het veel beter te doen in het tweede treffen op zaterdag. Maar helaas, ook dan was er pech mee gemoeid.
“De wind had zich gedraaid tijdens de kwalificaties voor de tweede race. We hadden de wind in de rug op het lange rechte stuk en met de 30 pk die we meer hebben dit seizoen, zat ik aan 261 km/u aan de begrenzer, net voor de remzone. Mijn ingenieur zei dat ik mijn voet had moeten lichten, dat wil zeggen, lichtjes het gas lossen om te verhinderen dat de begrenzer aan sloeg. Het kostte mij twee tienden van een seconde en het bracht me uit mijn concentratie voor de belangrijke remzone aan de eerste chicane. Meteen was ik drie tienden kwijt, enkel en alleen maar in de eerste sector, terwijl ik elders op het circuit gelijke tred hield met mijn Britse teamgenoot Alex Quinn. Het kostte mij acht plaatsen op de startgrid, want zo dicht zit het op elkaar met veertien rijders binnen een halve seconde. Maar ik had tenminste iets bijgeleerd…”
Vertrokken met het mes tussen de tanden vanop een dertiende plaats in de tweede manche, was Ugo vastbesloten om zich opnieuw een weg te banen doorheen het peloton, net zoals hij dat een dag eerder al had gedaan.
“Toen de lichten doofden won ik al een positie, een andere pakte ik bij de eerste remzone en nog een andere aan de tweede chicane”, legt hij uit. “En dan, bij de afdaling naar de Ascari chicane, in volle rechte lijn aan 220 km/u, zag ik plots een achtervleugel omhoog vliegen, rook, en dan de wagen van mijn teamgenoot die in omgekeerde richting midden op de piste stond nadat hij was rond geduwd door Ptacek. We probeerden allemaal om de puinhoop te ontwijken. Ik koos ervoor om naar rechts te gaan. Dat was de goede keuze. Helaas kon Amaury Cordeel de bewegende wagen niet ontwijken. Hij verloor de controle over het stuur en tikte mij in de vangrail, waardoor mijn wiel en mijn voorste vleugel afscheurden. Einde verhaal. Het is hemeltergend want ik lag op dat moment voor op Hadrien David, die uiteindelijk als vijfde eindigde. Gelukkig waren er geen gewonden. Dat was een geluk want dit soort van ongelukken kunnen veel erger aflopen. Ik kwam ervan af met een grote teleurstelling natuurlijk en een borgsom aan kosten die op een slecht moment komt, gezien de economische moeilijkheden die niet enkel de gehele wereld treffen, maar ook enkele van onze partners en vrienden.”
Het was helemaal niet de aanvang van het kampioenschap zoals Ugo die in gedachten had. Maar hij blijft niet lang treuren en wil enkel maar de positieve zaken van het afgelopen weekend meenemen: zijn nieuwe Britse team Arden was de auteur van de pole en zijn teamgenoot haalde een tweede plaats.
“Alex Quinn moest in ijltempo de Australiër Jackson Walls vervangen, die een verbod kreeg om naar Italië te reizen wegens het coronavirus,” vervolgt Ugo. “Het team was nog wat op zoek naar de juiste afstellingen in het begin van het weekend, want vorig jaar waren ze hier niet al te best en, in tegenstelling tot heel wat andere teams, waren ze deze winter niet naar afgereisd. Maar na de rode vlag, die werd veroorzaakt door mijn stilgevallen bolide aan de eerste chicane, haalde Alex de pole. Hij leidde trouwens de helft van de eerste race voordat hij zich bij de herstart na de tweede safety car periode liet verrassen. En in de tweede race lag hij op een derde positie toen hij al in de eerste ronde in zijn flank werd gereden. Dat beteken dat wij ons niet van team hebben vergist en dat Arden Motorsport alle middelen bezit om voor een podium te strijden. Ik trappel van ongeduld om dit te bewijzen binnen tien dagen op Imola, op een circuit dat we op donderdag zullen ontdekken. Nadat we tweemaal door pech getroffen werden, hebben we wel een veldslag verloren, maar nog niet de oorlog. Het kampioenschap ligt nog wijd open, met een dozijn rijders die in staat zijn om het podium te spelen. Ik ben ervan overtuigd dat mijn beurt nog zal komen en dat ook ik bekers mee naar huis zal nemen. We moeten dus kalm en positief blijven. Het beste moet nog komen…”
(persberciht/foto: rv dppi press)