Home > #Hoofdnieuws > Corona-verhalen: de racende Mug(en)

Corona-verhalen: de racende Mug(en)

De Lamborghini Supertrofeo, de Porsche Supercup, de Ferrari Challenge… Het zijn maar een enkele voorbeelden van zogenaamde “single make racing series” waarbij iedereen met dezelfde wagen rijdt, de perfecte garantie op close racen. Daarnaast zorgen dergelijke kampioenschappen vaak voor een prima marketingplatform voor een autofabrikant. In de jaren ‘80 van vorige eeuw kon Hirotoshi Honda een soortgelijke publiciteit wel gebruiken en dat leidde tot een zeer leuke serie…

Tekst: © Stijn Paspont – Foto’s: © Honda

Hirotoshi Honda is de zoon van Siochiro Honda, de oprichter en CEO van het Japanse merk Honda. In 1973 richtte hij een tuningsbedrijfje op, genaamd Mugen. Het bedrijf had al snel een goede reputatie in de motorsportwereld, onder meer door de productie van competitie-onderdelen. Hirotoshi had echter ook de ambitie om zijn activiteiten naar ‘straatwagens’ uit te breiden. De eerste stappen werden uiteindelijk in 1982 gezet, wanneer ze kozen om Honda’s nieuwste stadswagen een make-over te geven.

Het model in kwestie was de Honda City. Een kleine hatchback in het typisch Japanse Kei Car segment. Dat betekent een cilinderinhoud van niet meer dan 550 cc en afmetingen van maximum 3,2 x 1,4 meter. De City was een instant succes voor Honda. Ondanks de kleine afmetingen was er genoeg plaats voor 4 volwassenen. De eerste versie van de auto met de Mugen badge was de City Turbo. Zoals de naam al zegt, werd er simpelweg een turbo geïnstalleerd die het vermogen opdreef naar net geen 100 pk. Een peulschil voor een normale wagen, maar de City Turbo woog maar 700 kg met alle gevolgen van dien. De creatie van Hirotoshi liet een goede indruk na bij zijn vader en al snel werden de City Turbo-modellen in officiële Honda concessiehouders verkocht.

Klein en snel…

Amper een jaar later volgde de Honda City Turbo II. Naast een extra intercooler die het totale vermogen op 108 pk bracht, kwamen er een hele resem cosmetische upgrades die de auto een agressiever uiterlijk gaven. De grote bodykit zorgde voor een grotere spoorbreedte en een passende bijnaam: de Bulldog. Deze versie vormde de basis voor de raceauto, genaamd City Turbo II R. Mugen perste zo veel mogelijk vermogen uit de kleine motor aan de hand van grotere injectoren en dito uitlaat, een racenokkenas, een grotere turbo en een intercooler die een turbodruk van 1.5 bar leverde. Uiteindelijk was de City Turbo II R goed voor maar liefst 140 pk. Dat vermogen, gekoppeld aan een gewicht van amper 660 kg zorgde ervoor dat de kleine economische stadswagen een van de meest extreme hot hatchbacks van zijn tijd werd.

Er was echter één groot nadeel. De City Turbo II R’s raceten op slick banden. Door het hoge zwaartepunt, gingen de autootjes nogal snel ondersteboven, zeker als ze in de zandbak terecht kwameb. Desondanks vielen er nooit zwaargewonden en was het racen spectaculair om te zien (al dan niet dankzij de vele incidenten).

Bitter einde

Het circus kwam aan zijn einde in 1986 toen de nieuwe GA generatie City werd onthuld. De City Turbo II R’s werden door een Australische ondernemer gekocht. De man wilde er een nieuwe serie in zijn thuisland mee starten… althans dat was het plan.

De volledige collectie stond geparkeerd in een warenhuis in de havenstad Osaka, klaar om verscheept te worden. Een aardbeving zorgde echter voor een… City Turbo II R massagraf want het hele gebouw ging tegen de grond. Eén oranje exemplaar wist het drama te overleven en staat nu eenzaam in het museum van het Suzuka Circuit.

Youtube links:

https://www.youtube.com/watch?v=_dq8za3fl5k     

https://www.youtube.com/watch?v=X-jFzm9lF2M   

https://www.youtube.com/watch?v=5p_P9TIRsZM