Home > #Hoofdnieuws > Corona-verhalen: de opgang van de BTCS

Corona-verhalen: de opgang van de BTCS

Ons land heeft altijd een sterke autosporttraditie gehad en ondanks de beperkte omvang, we zijn met amper 10 miljoen, hebben we niet alleen altijd veel sterke rijders gehad, maar ook succesvolle nationale kampioenschappen. Een van de drijvende krachten achter die succesverhalen was Christian Lahaye, die sinds begin dit jaar geniet van zijn pensioen. Na zijn periode als promotor van de Belgian Procar en New Procar, volgde misschien wel de meest succesvolle periode van Lahaye, met de Belgian Touring Car Series of kortweg BTCS.

Foto’s © Jurgen Evers

Na de periode van de DTM-achtige bolides eind jaren ’80 en begin jaren ’90, beleefde ons land vijf zeer mooie seizoenen (1993-1997) met de wagens die beantwoordden aan het toenmalige reglement van de Super Touring of FIA 2 liter. Die vijf seizoenen bekampten Audi, BMW, Toyota, Ford en Peugeot elkaar, met relatief kleine startvelden, maar er werd wel op erg hoog niveau gestreden. Wat volgde waren drie seizoenen (1998-2000) met de veel minder spectaculaire Superproductie 2 liter. “Ondertussen was Oreca begonnen met de ontwikkeling en de bouw van de zogenaamde silhouette racewagens, een buizenchassis met centrale motor en een look naar keuze”, legt Christian Lahaye uit. “Het Franse kampioenschap schakelde ook over en in België werd die keuze ook gemaakt. Het was een idee van Pascal Witmeur en mezelf om eens bij de Fransen te gaan kijken. Ondertussen bouwde Franz Dubois een Audi silhouette en zo is de bal aan het rollen gegaan. Ik ben nog steeds zeer blij dat ik die keuze toentertijd gemaakt heb.” Echter de kleine startvelden, noopten de groep PRC en Christian Lahaye tot een stevige koerswijziging en die wordt aangekondigd midden december 2002. In La Dernière Heure van 11 december lezen we: “PRC Group, de promotor van het huidige New Procar start volgend seizoen op een nieuwe basis, door samen te werken met de Gentlemen Drivers Cup, het amateurkampioenschap georganiseerd door de ASAF (Association Sportive Automobile francophone) dat is voorbehouden aan GT en toerismewagens. De geest van deze GDC-serie blijft behouden, met name het principe van semi-endurance-evenementen, maar PRC Group wil er een extra dimensie aan geven door het deelnemersveld te verbreden en de media-aandacht van de meetings te verbeteren. Sportief gezien zullen drie categorieën van de New Procar overgenomen worden, met name de Silhouetten, de toerwagens en de merkencups en zij racen samen met de GDC-klassen, waaronder de GT-wagens. … Er staan ​​vijf meetings op de kalender: twee in Spa-Francorchamps, één in Chimay, één in Zolder en een reis naar Frankrijk in Magny-Cours (zou Dijon worden). De promotors van het project werken ook actief aan de organisatie (buiten het kampioenschap) van een lange race buiten kampioenschap.

2003 Miles en dan 12 Uur…

Die lange race zou in een eerste fase de 2003 Miles worden en later uiteraard de 12 Uur van Spa. “Die laatste race was een echt schot in de roos”, herinnert Lahaye zich zijn topwedstrijd. Het eerste idee, die 2003 Miles was zeker niet slecht, vandaag zou dat de 2020 Miles worden, maar de spirit kwam te dicht bij die van de 24 Uur van Spa en dat zag men in de Aarlenstraat (waar de RACB en RACE gevestigd zijn) niet graag. “Maar voor ons niet gelaten. Door te opteren voor een race over 12 Uur, die ’s nachts eindigde, dienden we zondag niet te betalen voor de omloop en zo’n zondag is tijdens 24-uursraces meestal toch de dag met het minste publiek. Wij hadden daar geen last van en reden vooral het leukste deel van een 24-uursrace: de eerste 12 uur…” Die 12 Uur van Spa werd inderdaad het hoogtepunt van het seizoen, “en ik ben er zeker van dat zo’n race morgen ook weer succes zou hebben. Heel de Belgische autosport was er verzameld, iedereen wilde er rijden en de sponsors en het publiek waren er dol op.

De eerste seizoenen van de Belgian Touring Car Series waren dus voorbehouden aan toerwagens, silhouettes en GT-wagens, getuige de titel van het duo Laurent Nef en Stéphane Lémeret in 2004, met een Porsche 996 GT3 Cup van GPR, het team van Pino Sperlinga. Stéphane Lémeret was bij die titel door het dolle heen: “wat een vermoeiende wedstrijd! Laurent Nef was perfect aan de klus begonnen, ik moest het nog afmaken … Ik wist dat in het slechtste geval een 6de plaats voldoende was om de titel te winnen, ook al won de Audi. Ik reed slechts 7.500 o/min, in plaats van de 8000, ik schakelde sneller, ik weigerde het minste risico te nemen bij het dubbelen….”, lezen we in Le Soir van die tijd. Het team uit Charleroi won dat jaar ook de eerste editie van de 12 Uur van Spa. Het maidenjaar van de BTCS (2003) was een jaar eerder voor de silhouetten, met een titel voor Jean-François Hemroulle en Tim Verbergt in de Audi A4 Silhouette, terwijl de 2003 Miles, weliswaar buiten kampioenschap, weggelegd waren voor de MI Jaguar X-Type van het kwartet Dermont-Sterckx-Thiry-Heydens. Hoe dan ook de basis voor een succesformule was gelegd en dat beloofde voor de komende seizoenen.

Balance of Permance avant la lettre

Een van pijlers van het succes van de Belgian Touring Car Series was zonder meer de (soms gecontesteerde) normtijd. “Zeg ervan wat je wil, maar de normtijd was erg kostendrukkend”, legt ex-kampioen Steve Vanbellingen uit. De Leuvenaar won de titel in 2007, met zijn KS Motorsport BMW M3 Silhouette, samen met de Brusselse Horeca-man Damien Coens. “Er kwam geen explosie van de budgetten, want dat was eenvoudigweg niet nodig, je mocht toch niet sneller dan een bepaalde tijd rijden, een tijd die in de kwalificaties soms niet echt moeilijk was, maar tijdens de races, met die enorme startvelden, was het geen makkelijke opdracht. Vandaar ook dat zoveel merken en teams op de kar sprongen, want in de loop der jaren hebben we naast BMW ook Renault, Peugeot, Audi, Volvo, Mazda, KIA… gezien. Er was misschien daardoor ook niet al te veel politiek in de BTCS, een kampioenschap dat voor mij altijd garant stond voor een goede sfeer.” De normtijd werd overigens aangevuld door ingrepen op vlak van aerodynamica en gewicht. “En ik had van de Procar het principe van de diverse klassen overgenomen”, vertelt Lahaye. “Daardoor stonden er meer dan eens 50 à 60 wagens op de startgrid en iedereen vocht voor zijn plek in het klassement.

Ondertussen waren de titels in 2005 en 2006 respectievelijk weggelegd voor enerzijds Thiry-Radermecker (Jaguar X-Type) en Lupant-Slaus (BMW M3 Silhouette) anderzijds. Slaus was de tweede Vlaming na Tim Verbergt op de erelijst. “Maar mijn ambassadeur bij uitstek was toch Steve Vanbellingen”, lacht Lahaye vandaag. “Stiefke en ik konden al eens woorden hebben, maar dat werd altijd snel bijgelegd en ik vond het uiterst belangrijk dat de Vlaamse teams ook de weg naar de BTCS vonden.” Noteren we nog dat de zeges in de 12 Uur in 2005, 2006 en 2007 gingen naar Bouvy-Loix-Menten (Porsche), Thiry-Deman-Corthals (Jaguar X-Type) en Franchi-Vosse-Bouvy (Renault Mégane).

2006 sluit meteen een eerste hoofdstuk af voor de Belgian Touring Car Series, want einde 2006 worden de kaarten van de Belgische autosport danig herschud. De Belcar gaat richting GT3 en dus wenst de RACB dat de GT’s en zeker de GT3’s voorbehouden blijven aan het kampioenschap van SRO Belgium. “We moesten het vanaf 2007 dus doen met de toerwagens en de silhouettes die dan ook niet meer in Belcar te zien waren”, gaat Lahaye verder “en dat lukt wonderwel, want ook 2007 was een prima seizoen met grote startvelden.

Wordt vervolgd