De 24 Uur van Le Mans heeft lang kunnen rekenen op een sterke Belgische aanwezigheid. De laatste jaren is die inbreng behoorlijk afgenomen, in die mate dat we tot 2014 moeten teruggaan om nog eens Belgisch team aan de start te zien, met name ProSpeed Competition dat vijfmaal op rij met Porsche van start ging. Bij de prototypes is de spoeling nog dunner… Het laatste Belgische team dat tweemaal met een Belgische rijder aan de start verscheen, was het Limburgse G-Force. Wij zochten Frank Hahn, rijder en teameigenaar virtueel op en doken met hem het verleden in.
Foto’s: © Jurgen Evers
Even de feiten op een rijtje zetten. Sinds 2000, zijn er eigenlijk amper nog Belgische teams die de verplaatsing naar la Sarthe hebben gemaakt. Als we de lijst erbij nemen zien we bovenaan ProSpeed Competition staan, dat van 2010 tot en met 2014 onafgebroken onder eigen naam aanwezig was, met in 2000 een deelname van RTM als verre voorbereiding. Teambaas bij ProSpeed, Rudi Penders, zat toen in de auto. Voor alle duidelijkheid: we noteren enkel de deelnames onder eigen naam. Achter ProSpeed Competition tellen enkel G-Force en Boutsen Ginion twee deelnames, beide met een LMP2. Maar in tegenstelling tot het Waverse team, zat er bij G-Force steeds minstens één Belg aan het stuur. Verder noteren we nog Team Gordon, PSI, Marc VDS en Kronos met ieder één deelname.
Belcar times
Terug naar G-Force en Frank Hahn. “Ik ben beginnen racen begin jaren ‘80, maar op twee wielen”, vertelt de bijna 59-jarige ondernemer. “Dat was een kampioenschap voor motoren, ‘pure snelheid’ genaamd, een kampioenschap dat zich hoofdzakelijk op stratencircuits afspeelde, zoals Gistel, Chimay of Mettet, met daarnaast een verplaatsing naar Zolder of Spa. We trokken daar met een groep vrienden naartoe, sliepen in tenten en raceten tussen de velden en de huizen.” Na een professionele pauze komt Frank Hahn via de karting in de autosport terecht. “Eigenlijk was dat een professioneel toeval. Ik maakte met mijn bedrijf in die periode polyester onderdelen voor onder meer windmolens en kwam zo, via een aankoper, in contact met Rudi Penders die toen eigenaar was van P&V, een onderneming die hoogtechnologische elektrische schakelkasten, vooral voor industriële klanten, bouwde.” Later zou Penders de Luikse Porsche concessie overnemen en uiteraard ProSpeed Competition oprichten. “Na enkele clubraces en trackdays, samen met Karl Jacobs, belandde ik meteen in de Belcar, in 2000 bij RTM, samen met Bernard Van Renterghem, met een vierde plek in het GTB-kampioenschap als resultaat. We wonnen bovendien, samen met Patrick Snijers de 24 Uur van Zolder in onze klasse, als vierde, net achter drie GTA-wagens.”
Open auto’s
Na een avontuur met een Callaway, “die we kochten van Albert Vanierschot, die beweerde dat de auto nagelnieuw was, maar we haalden amper één keer de finish”, ging het richting de prototypes, eerst met Radical en dan met Pilbeam. “Met Radical, waarvan Karl en ik invoerder werden, maakten we kennis met de VdeV, een zeer mooi kampioenschap met langere wedstrijden, waaronder één op Spa. Op die manier hebben we dan Sam Hignett leren van JOTA leren kennen en hebben we een Pilbeam gehuurd om in 2004 het eerste seizoen van de Le Mans Series te rijden. Dat was een mooi seizoen, met een wagen waarvan de kosten nog te overzien waren. Zo hebben we in Silverstone een nieuwe motor gekocht voor geen 10.000 pond, terwijl we anderzijds een auto hadden die in pure snelheid niet moest onderdoen voor de toenmalige GT1-wagens.” In 2004 doet G-Force al een beroep op onder meer Jean-François Leroch, die we vaker in het Belgische team zullen zien. De Fransman, een voormalig legionair, was één van de vaste pionen van het team.
Op het einde van het seizoen kijkt het team naar een snellere wagen uit en het lijkt Lola te worden, dat met zijn B05/40 een zeer goede LMP2-machine in huis heeft. “Maar Yves Courage kwam op de proppen en via een doolhof aan connecties, betekende de aankoop van de Courage C65 meteen dat we richting Le Mans konden gaan, niet zonder dat we evenwel een loge van 30.000 euro huurden van de ACO… We stonden wel meteen op de lijst in februari en trokken dus richting Le Mans. Jammer genoeg raakte Jean-François niet door de selecties van de rookies, wat maakte dat we in laatste instantie een deal met Gavin Pickering moesten maken. Op zich een zeer fijne kerel, maar ons doel was wel om Marc Goossens aan de start te krijgen, naast onze snelle man Val Hillebrand. Dat lukte niet om de voor de hand liggende reden van het budget.”
Hard in de muur
Het eerste avontuur van G-Force in de grootste race van de wereld start dramatisch. Teameigenaar Hahn gaat woensdagavond ‘naar buiten’ voor zijn verplichte nachtrondjes, zet een prima tijd neer en dat ondanks de lichte regen. “Ik moest niets meer bewijzen en er was niets aan de hand, tot de wagen plots hard uitbrak in de Ford Chicane. De klap was behoorlijk, ik denk dat je daar nog goed 200 km/u haalt en het chassis van de wagen was dan ook geraakt. In eerste instantie geloofde ik dat ik met een achterwiel op de witte lijn gereden had, maar later zou blijken dat ophanging stuk was. We zijn dan in allerijl begonnen om een nieuwe wagen te bouwen, wat het team onder enorme druk zette. Jeroen Liebens en zijn team, schitterende mensen, hebben gewerkt van de nacht van woensdag op donderdag tot zaterdagochtend. Er werd amper geslapen en het is een huzarenstukje geweest om de auto weer klaar te krijgen. Om 11u00 ’s ochtends, na de warm-up was de auto klaar. We zijn dan op de laatste startrij vertrokken, maar Val reed schitterend en na twee uur wedstrijd lagen we al 17de. Echter vanaf dat moment begon een euvel in het frame de kop op te steken. De Judd veroorzaakte trillingen die zo hevig waren dat sommige onderdelen scheurden. Na drie reparaties en 17 uur wedstrijd hebben we dan de handdoek in de ring geworpen. Ik heb die nacht zelf nog een ander ‘heet’ moment gekend, toen door een probleem met de vulmond van de tank, de benzine helemaal in de cockpit stroomde en ik letterlijk een halve ronde heb gereden in de benzine.”
G-Force reed na Le Mans nog een degelijke race in de ELMS-manche op de Nürburgring, met een mooie vierde plek in LMP2. 2006 begon dan weer schitterend met een derde plaats voor het trio Morris-Le Roch-Hahn, het beste resultaat van het team met de Courage. Wat volgde was echter bijzonder zwaar voor de troepen uit Limburg met een zeer zware crash van Le Roch in Spa en vervolgens een dramatische 24 Uur van Le Mans, waar de opgave al na enkele ronden een feit was. De versnellingsbak van de auto gaf de geest en daarmee eindigde ook het avontuur. Frank Hahn zou nog eens de 24 Uur van Zolder rijden met een Porsche en zijn opwachting maken in VdeV. “Het was op zich een mooi avontuur, maar onze pech was dat de LMP2-wagens in die tijd erg fragiel waren, in tegenstelling tot vandaag. Toen won je bij wijze van spreken, als je uitreed. De reden was dat de wagens bestonden uit elementen van 5 à 6 leveranciers en het geheel was daarom niet echt betrouwbaar. Courage had dat probleem misschien nog wel meer dan Lola. Maar goed, we hebben het gedaan en het blijft een prachtig stukje autosport.”