Heel wat van onze lezers hadden eind april een uitstap naar Limburg in de agenda aangeduid, want dan zou het DTM-kampioenschap voor de tweede maal op rij richting Circuit Zolder komen. Het Duitse kampioenschap voor toerwagens, want daar stond de afkorting DTM initieel voor, bestaat echter al veel langer. Eenmaal wist een Belg kampioen te worden, maar daarvoor moeten we wel 33 jaar in de tijd teruggaan.
Foto: © BMW Motorsport
In de jaren ‘70 en ‘80 werd de autosportscène in Duitsland voornamelijk gedomineerd door de DRM-wedstrijden voor de brutale Groep 5-wagens. Echter in 1982 verdwenen deze monsters stilaan om plaats te maken voor de nieuwe Groep C-wagens en dat betekende bij onze oosterburen meteen ook de zwanenzang van het DRM.
Ondertussen zag in 1984 het DPM, jawel, voluit het Deutsche produktionswagen Meisterschaft het levenslicht en dat niet zonder succes. In 1984 startte het kampioenschap op 11 maart in Zolder met een startveld bestaande uit Groep A-wagens, met vooraan vooral de diverse BMW 635 CSI versus de Rover Vitesse, als grootste rivaal. BMW-rijder Harald Grohs won die eerste afspraak, merkgenoot Volker Strycek werd kampioen.
In 1986 wijzigt de naam van DPM naar DTM, maar de Groep A-wagens blijven de dienst uitmaken, nu met onder meer Mercedes-Benz 190E, Volvo 240 Turbo en Ford Sierra XR TI die de dienst uitmaken, naast de gekende Rover Vitesse en BMW 635 CSI. In 1985 zou de titel overigens naar Volvo gaan, met de Zweed Per Stureson, en in 1986 zegevierde Rover Vitesse, met de Deen Kurt Thiim. Tot dan is er geen sprake van een Belgische inbreng, op een eenmalige deelname van Cyriel Raes (BMW 635 CSi) in Zolder na. Het DTM-kampioenschap houdt uiteraard wel ieder jaar halt op Circuit Zolder, toen onder de legendarische naam Bergischer Löwe.
Junior van BMW
En toen kwam er een 25-jarige Waal, die na een moeilijk seizoen in de Franse F3 via de Belgische productieracerij, de Formula Ford en een mooie prestatie in de EG Trophy in Zolder (1986) de kleuren van BMW mocht verdedigen: Eric van de Poele. van de Poele was samen met de Duitser Marc Hessel als BMW Junior aangeduid om in het DTM-seizoen 1987 het Beierse merk aan succes te helpen. van de Poele reed een extreem regelmatig seizoen, behaalde twee poleposities (Zolder en Wunstorf), zette eenmaal de snelste ronde neer (Zolder) en stond driemaal op het podium (Hockenheim, Wunstorf en Diepholz). Echter ‘Kuifje’ finishte met de gloednieuwe Zakspeed BMW M3 E30 in iedere race in de top-10 en wist zo de titel te behalen, mits een heel klein beetje meeval in de allerlaatste race. Teamgenoot en titelrivaal Marc Hessel liet zich tijdens de finale op de Salzburgring om strategische redenen uitzakken van de vijfde naar de negende stek en verspeelde zo zijn eigen kansen. De voornaamste titelrivaal van de beide BMW Junioren, Ford-rijder Manuel Reuter, kende echter een bandenprobleem en kwam niet meer verder dan de 12de stek, twee plaatsen achter Eric van de Poele, ook geplaagd door bandenproblemen. Onze landgenoot werd kampioen met 127 punten, drie meer dan Reuter en vier meer dan Hessel. Opvallend, de carrière van Hessel duurde niet lang meer, maar de man uit Bonn werd architect en werkte, samen met Hermann Tilke, onder meer aan de omlopen van Estoril, Sepang en de Nürburgring.
van de Poele kende een heel andere carrière, die eerst richting de F3000 leidde, met maar liefst drie zeges in 1990 (GA Motorsport) en een titel van vicekampioen als hoogtepunt. Hij eindigde toen voor onder meer: Eddie Irvine, Allan McNish en Damon Hill.
Ondertussen had van de Poele in 1987, het jaar van zijn DTM-titel, ook de 24 Uur van Spa gewonnen. Hij deed dat in extreme weersomstandigheden, in een BMW M3, samen met Didier Theys en Jean-Michel Martin. Hij zou in Spa overigens vijfmaal winnen, waarvan de laatste maal met Maserati in 2008. van de Poele reed ook enkele F1-wedstrijden met Modena Team en Fondmetal, maar was veel succesvoller in de uithoudingsracerij. Zo reed hij dertienmaal de 24 Uur van Le Mans, met één derde plek (2001, Bentley) en drie zeges in zijn klasse als resultaat. Hij won ook Sebring (1995-1996) en Petit Le Mans (1998).