Het waren allesbehalve coronatijden toen op zondag 3 September 1950 de Italiaanse Grand Prix gereden werd voor een menigte van 100.000 toeschouwers. Plaats van handeling was Monza, maar dan wel een Monza dat ver weg stond van de omloop die we nu kennen.
(foto: wikipedia/publiek domein)
Wie zich afvraagt waarom Monza de “tempel van de snelheid” werd genoemd moet maar eens een blik werpen op de layout van de omloop van 1950, toen 6,3 km lang. Buiten Lesmo en de (toen krappere) Parabolica, werd de omloop quasi volgas gereden. Het werd de zevende en beslissende race van een kalender van zeven races voor de gloednieuwe wereldtitel. Dat een rijder op een Alfa Romeo die ging halen stond buiten kijf. Maar wie? Giuseppe “Nino” Farina hield de leiding sinds de openingsmanche op Silverstone in mei. Maar de zege van Fangio in Frankrijk in juli had hem een voorsprong van twee punten gegeven op zijn ploegmaat Luigi Fagioli, en vier op zijn andere teamgenoot Nino Farina. Als Fangio won of tweede werd dan had hij de wereldtitel. een andere uitslag betekende dat hij moest rekenen op wat Farina deed. Farina moest winnen, en dan hopen dat Fangio niet verder kwam dan de derde plaats, en, hij moest de snelste ronde halen, toen 1 punt waard. Bovendien wilde Ferrari schitteren voor eigen publiek en op donderdag 30 september laadden zij hun gloednieuwe Ferrari met de 4.5-liter motor uit voor Alberto Ascari.
Race 7 van 7
Fangio begon het beste aan het weekend met de pole, voor de Ferrari van Ascari en voor Farina, die mee op de eerste rij startte. Bij de start echter gingen drie Alfa’s ervandoor: Farina voor Fangio en Sanesi (de testrijder van de fabriek). Ascari ging aan de kant met een kapotte versnellingsbak, een euvel dat ook de Alfa van Fangio te beurt viel. Fangio trachtte nog verder te gaan na reparaties, in de hoop nog enkele punten te grabbelen, maar toen ook de motor ermee ophield in de 35ste van de 80 ronden, was zijn spel gespeeld. Farina ging verder naar een onbedreigde zege en naar de wereldtitel.
De eerste wereldkampioen Giuseppe Farina
De allereerste wereldkampioen in de F1 werd dus Giuseppe Antonio Farina, in de eigen thuis Grand Prix. Hij werd in 1906 was geboren als de zoon van de Italiaanse racer Emilio Giuseppe Farina, vandaar ook zijn bijnaam “Nino”, kort voor Antonio. Hij begon met racen in 1925 en haalde zijn eerste successen in de jaren dertig. In 1938 werd hij rijder bij het Alfa Romeo fabrieksteam, reed na de oorlog even voor Ferrari en voegde zich in 1950 weer bij Alfa Romeo. Na zijn wereldtitel zou Farina verder racen voor Alfa en dan weer voor Ferrari. Hij reed zelfs in de Indianapolis 500 mijl in 1956 en 1957. Maar nadat zijn teamgenoot omkwam bij een testrit keerde Farina nooit meer terug naar Indianapolis en stapte tenslotte uit de racerij. Hij werd invoerder voor Alfa Romeo en Jaguar en race instructeur. Toen hij op weg was naar de Franse Grote Prijs van 1966, waar hij Yves Montand zou ontmoeten om hem te adviseren bij zijn rol in de film “Grand Prix” van John Frankenheimer, raakte zijn Lotus Cortina van de baan in de Alpen en trof een telefoonpaal. Farina werd op slag gedood. Zijn plaats in de geschiedenis van de Formule 1, stond dan al lang vast.