Home > Circuit > 50 jaar geleden: exit Bruce McLaren

50 jaar geleden: exit Bruce McLaren

Op 2 juni 1970 ontving het wereldje van de Formule 1 schokkend nieuws. Op Goodwood was Bruce McLaren omgekomen bij een ongeval. De Nieuw-Zeelander was op dat moment een van de meest toonaangevende rijders-constructeurs, niet enkel in de F1 maar in de gehele wereld van de racerij.

(foto: archief W.Bouchez)

Bruce Leslie McLaren werd op 30 augustus 1937 geboren en kende een eerder zorgeloze kindertijd tot hij op tienjarige leeftijd een ziekte kreeg in het heupgewricht. Dat leidde tot twee jaren in een speciale herstelkliniek. De jonge Bruce bleef bij met zijn schoolwerk en schreef zich op dertienjarige leeftijd in op de technische school, Hij kon zijn nieuwsgierigheid naar autotechniek botvieren in het tankstation met annex garage van vader Les. Het was daar dat hij al vroeg, en gesteund door zijn autogekke vader, kennis maakte met de racerij. Eerst via heuvelklim en sprintwedstrijden, later op circuit, al moest men zich niet teveel voorstellen van de combinatie aan start-en taxibanen van het vliegveld dat het circuit van Ardmore in zijn woonplaats uitmaakte. Maar het was wel daar dat hij in 1954 Jack Brabham ontmoette, die in de McLaren garage zijn servicezone opzette. Brabham was onder de indruk van de piepjonge Bruce en nomineerde hem voor de New Zealand International Grand Prix Association “Driver for Europe”. En zo gebeurde het dat de twintigjarige Bruce McLaren in 1958 aankwam in Engeland.

De gouden jaren

McLaren vestigde zich in de ateliers van Cooper en begon met de bouw van zijn eigen Cooper Formule 2 wagen. Hij zou er de sensatie van het jaar mee worden want op de oude Nurburgring reed hij zijn Cooper F2 naar de vijfde plaats in de Duitse Grote Prijs van 1958! De wedstrijd werd gehouden met een combinatie van F1 en F2 wagens om de startvelden op de 22 kilometer lange Ring te vullen. McLaren werd er dus de winnaar van de F2 race maar diende ook slechts vier F1 bolides te laten voorgaan. McLaren mocht mee op het podium van een race die in de F1 gewonnen werd door Tony Brooks op een Vanwall. Dat jaar in de Formule 2 werd zijn ticket naar het Cooper F1 team, dat hij vervoegde in 1959, naast Jack Brabham en Masten Gregory. Bruce McLaren liet zich weer opvallen want aan het einde van het jaar (dat de titel naar Jack Brabham zag gaan), won McLaren de Amerikaanse Grand Prix op Sebring en werd met zijn 22 jaar op dat moment de jongste rijder ooit die een grand Prix won. De gouden jaren zetten zich verder in 1960 met Brabham die zijn titel verlengde en McLaren, die op zijn 23ste vicewereldkampioen werd.

McLaren wordt constructeur

McLaren bleef tot 1966 bij Cooper, maar de gloriedagen van het Engelse merk lagen ondertussen achter hen. F1 coureurs beperkten zich toen niet tot enkel de Formule 1. McLaren ontdekte de sportwagenraces, en won met Ford in 1966 de 24 Uren van Le Mans en in 1967 de 12 Uren van Sebring. Eerder had hij in 1963-1964 al zijn eigen team opgestart. Eerst voor de Tasman series in Australië en Nieuw-Zeeland, maar perfectionist Bruce zette met Teddy Mayer ook een eigen F1 team op. Na heel wat geknutsel, o.a. met BRM motoren en met het Italiaanse Serenissima, kwam de bekroning in 1968: Bruce McLaren won met de McLaren M7A – Ford Cosworth de Race of Champions (buiten kampioenschap) en later op het jaar, de Grote Prijs van België. Teamgenoot Denny Hulme voegde daar nog de Italiaanse en Amerikaanse Grand Prix aan toe. De faam als constructeur was al enige tijd gevestigd voor McLaren want in de CanAm series (een Amerikaans-Canadees kampioenschap voor Groep7 sportwagens) waren zijn bolides met donderende Chevrolet V8 motoren onverslaanbaar. En het was net een nieuwe versie van die machtige CanAm machine die Bruce McLaren testte op Goodwood. De omstandigheden zijn niet helemaal duidelijk. De motor zou zijn ontploft en de machine ging van de baan en ploegde in een aarden omwalling die er ter bescherming van een baanpost stond. Bruce McLaren overleed ter plaatse, de racewereld verloor een unieke rijder-ingenieur-constructeur-designer-teambaas…

Het verhaal gaat verder

De dood van Bruce McLaren schokte de racewereld. McLaren werd net gezien als een voorzichtige rijder, die technisch op de hoogte was en zich steeds smetteloos voorbereidde. Teddy Mayer moest de renstal verder leidden. Het team kroop uit het dal, de Marlboro sponsoring maakte er een superteam van dat in 1972 en 1974 het wereldkampioenschap haalde met Emerson Fittipaldi (toen opnieuw de jongste wereldkampioen en dubbelkampioen in de geschiedenis), en in 1976 met James Hunt. Daarna deemsterde het team weg naar de middenmoot maar de fusie met het “Project Four” team van Ron Dennis en sterontwerper Barnard in 1980 hielp het team snel weer naar de top. In 1984 (Lauda), 1985 en 1986 (Prost) was het team dominant, een reeks die herhaald werd in 1988 (Senna), 1989 (Prost), 1990 en 1991 (opnieuw Senna). McLaren zou, door een alliantie met Mercedes, steeds een topteam blijven met titels voor Mika Hakkinen (1998-1999) en Lewis Hamilton (2008), nog maar eens: de jongste wereldkampioen ooit tot dan. Een onfrisse spionagezaak in 2007, de breuk met Mercedes in 2014, de moeilijke samenwerking met Honda in het nieuwe tijdperk van de turbo-hybride motoren en de uiteindelijke terugkeer naar Renault maakte dat het team eerst naar de staart van het veld zakte en daarna opnieuw middenveld materiaal werd. Hoe het verhaal verder loopt moeten we, met een ongezien seizoen 2020, nog even afwachten.

(foto Bruce McLaren 1966: © Lothar Spurzem – Originally from de.wikipedia/CC-by-sa/2.0/de)