Met zijn uniek sportief erfgoed neemt het merk Alfa Romeo opnieuw deel aan de traditionele Zoute Grand Prix, met een model dat zijn geschiedenis mee heeft getekend: een Alfa Romeo RL Super Sport “Targa Florio” uit 1923, in bruikleen van het Museo Storico Alfa Romeo.
De lijn van de Alfa Romeo RL begint in 1921, door zijn profiel te bewaren voor schitterende prestaties, ook op wedstrijden. De zescilinder-lijnmotor van 3 liter waarmee dit model is uitgerust maakt het mogelijk om te voldoen aan een hoogste sportieve eisen. . De RL “Sport” wordt ook geproduceerd en verkocht vanaf 1922, naast de “Normale” RL. De zescilinder van 2916 cm3 van de Normale-versie genereert 56 pk terwijl de Sport-versie, die zich onderscheidt door zijn typische radiator in tweevlakshoekvorm, beschikt over een iets hogere cilinderinhoud, namelijk 2994 cm3 dankzij een boring van 76 in plaats van 75 mm (terwijl de koers ongewijzigd blijft op 110 mm) en de iets hogere compressieverhouding (5,5:1 in plaats van 5,2:1,). Het vermogen stijgt tot 71 pk. De wielbasis en vooral het verminderde gewicht maken een maximumsnelheid van meer dan 110 km/u mogelijk voor de Normale-versie en 130 km/u voor de Sport-versie.
Het decor van de grootste overwinningen van de RL is het Targa Florio, waar Alfa Romeo in 1923 (in spiderconfiguratie met 2 plaatsen) een dubbele overwinning in de wacht sleepte. De winnaar is Ugo Sivocci en een derde RL plaatst zich in de vierde positie. Voor de eerste keer verschijnt op de wagens van Sivocci een groen klavertjevier op een witte achtergrond, dat al gauw het wapen wordt van de Alfa Romeo voor wedstrijden en de meer sportieve versies. Talrijke piloten kiezen de RL om te winnen: van Giulio Masetti tot Antonio Ascari, van Giuseppe Campari tot de jonge Enzo Ferrari. De archieven van het Targa Florio van 1923 maken gewag van een onwaarschijnlijke finale. Alfa Romeo komt aan de start met vijf RL’s bestuurd door Antonio Ascari (de vader van de toekomstige wereldkampioen F1, Alberto), Giuseppe Campari, Giulio Masetti, Enzo Ferrari en Ugo Sivocci. In de vierde en laatste ronde op het circuit van Madonies komt Ascari tussen de heuvels terug tot in eerste positie, maar in de bocht aan het station van Cerda, op ongeveer tweehonderd meter van de finish, valt zijn wagen stil als gevolg van een technisch probleem. Met behulp van de monteurs, die enthousiast zijn ingestapt in de wagen, slaagt Ascari erin als eerste over de finish te rijden, maar de commissarissen vragen hem achteruit te rijden en de wedstrijd zonder passagiers te voltooien. Tot dusver tweede, verschijnt Sivocci om de eerste van zes overwinningen in de wacht te slepen: van Alfa Romeo tot Targa Florio, alsook de eerste internationale overwinning van de Milanese autobouwer.
Op de eerste editie van de Mille Miglia, in 1927, zet Alfa Romeo in op vijf RL’s Super Sport: twee officiële, met aan het stuur Brilli Peri-Pesenti en Marinoni-Ramponi, en drie privéteams. De RL’s SS doen het bijzonder goed en Gastone Brilli Peri bereikt Rome op de eerste plaats, maar hij wordt verplicht om zich terug te trekken in Spoleto. Zo is de beste positie van de nieuwe Alfa Romeo RL’s Super Sport de zevende plaats van het duo Mercanti (onder het pseudoniem “Frate Ignoto”) en Sozzi, dat de derde plaats in het klassement behaalt. Het andere privéteam, Gutermann-Munaron, is negende van de 77 teams die zijn vertrokken in Brescia.
(persbericht)